e-mail: info@chirurgennoordwest.nl


Behandeling van fracturen

Deze folder geeft u een globaal overzicht van de klachten en de behandeling van een gebroken bot. Het is goed u te realiseren dat bij het vaststellen van een aandoening de situatie voor iedereen weer anders kan zijn.

WAT IS EEN FRACTUUR EN WAT MERKT U ERVAN?

We spreken van een fractuur wanneer een bot gebroken is. Dit kan uiteenlopen van een scheurtje in het bot tot een volledige verbrijzeling ervan. In alle gevallen zult u pijn hebben, er ontstaat een zwelling door de bloeduitstorting bij de breuk en normale bewegingen zijn vaak niet meer mogelijk.

DE BEHANDELING

Voor de behandeling van fracturen staat een groot aantal methoden ter beschikking:

  • Er is eigenlijk geen 'behandeling' nodig.
  • Gipsbehandeling.
  • Een operatieve behandeling.
  • Verschillende tussenvormen.

De keuze van de behandeling is mede afhankelijk van een aantal factoren te weten:

  • Welk bot is gebroken?
  • Wat voor soort breuk is het?
  • Is het gewricht erbij betrokken?
  • Hoe is de toestand van de weefsels in de directe omgeving?
  • Hoe is de algehele toestand van de patiënt?

Uw chirurg kan u vertellen wat voor u op dat moment de beste behandeling is.

Geen specifieke behandeling nodig

Niet alle botbreuken hebben een behandeling nodig in de zin van gips of operatie, (bijvoorbeeld gebroken ribben of vingertoppen) omdat ze na verloop van tijd spontaan genezen. Soms is ook bij breuken van het sleutelbeen, een vinger of de middenhandsbeenderen slechts tijdelijk wat rust geboden waarna in een vroeg stadium weer geoefend kan worden. Hetzelfde geldt voor sommige typen van wervel- en bekkenfracturen.

De gipsbehandeling

Hiermee wordt beoogd de gebroken botstukken (eventueel nadat de breuk is gezet) zo goed mogelijk op hun plaats te houden. Het gips wordt in principe eerst aangelegd als een spalk. Dit is nodig om de zwelling ten gevolge van de bloeduitstorting goed de ruimte te geven zodat de bloedsomloop in de arm of het been niet wordt belemmerd. Zodra de zwelling is afgenomen kan, indien nodig, het gips helemaal rondom gemaakt worden en in een latere fase (bij een breuk aan het been) worden uitgebreid tot een loopgips. Vaak zal in deze eerste fase bij herhaling een röntgenfoto gemaakt worden om te controleren of de botstukken nog wel goed op hun plaats zijn gebleven.

De gipsbehandeling komt vooral in aanmerking voor breuken waarbij de botstukken niet of slechts weinig van hun plaats zijn gegaan, en bij kinderen. Aan de gipsbehandeling kleven enkele bezwaren die samenhangen met het feit dat behalve het gebroken botstuk ook de aangrenzende gewrichten veelal moeten worden ingegipst. Dit resulteert in verslapping van de spieren, verstijving van de gewrichten en ontkalking van de botten.

De operatieve behandeling

Deze behandeling is onder andere ontwikkeld om de nadelen van de gipsbehandeling te voorkomen. Dit wordt langs operatieve weg bereikt door de gebroken botstukken zo stevig aan elkaar te bevestigen, dat het been of de arm direct na de operatie geoefend kan worden. Het gevolg is dat de spieren stevig blijven, de gewrichten soepel en dat het bot niet ontkalkt. Voor de operatieve behandeling zijn vele technieken ontwikkeld:

  • Het aanbrengen van een plaat met schroeven op het gebroken botstuk.
  • Het aanbrengen van schroeven in het gebroken botstuk.
  • Pennen door de mergholte van het bot.
  • Pennen die door de huid heen in het bot worden geboord en dan buiten het been of arm stevig met elkaar worden verbonden (externe fixatie).
  • Het vervangen van een afgebroken botdeel door een prothese.

Ook aan de operatieve behandeling kleven nadelen. Er moet geopereerd worden: dus is er verdoving of zelfs narcose nodig. De operatie betekent toch een extra beschadiging van met name de weefsels rondom het bot. Alle gevaren die voor alle andere operaties gelden, gelden ook hier (bijvoorbeeld wondinfectie, bloeding, trombose, embolie, longontsteking en blaasontsteking). In veel gevallen moet het materiaal ook weer verwijderd worden nadat de breuk genezen is. Dit betekent dat u dan nog een keer geopereerd moet worden.

Uw chirurg kan u precies vertellen waarom hij voor een bepaalde techniek kiest.

Tussenvormen

Dit zijn behandelingsvormen waarbij, bijvoorbeeld door middel van gewichten, aan het been getrokken kan worden om zo de botstukken ten opzichte van elkaar op hun plaats te houden. Het been kan dan op een speciale slede liggen, al of niet in een gipsspalk. Deze methode kan ook gebruikt worden als voorlopige behandeling totdat de omstandigheden (bijvoorbeeld de toestand van de weefsels in de omgeving van de breuk) een andere definitieve behandeling mogelijk maken, bijvoorbeeld gips of een operatie.

MOGELIJKE COMPLICATIES

Behalve de in het voorgaande genoemde gevaren die min of meer samenhangen met de gekozen behandeling zijn er nog twee ernstige complicaties mogelijk:

  • De breuk wil niet genezen (nonunion of pseudartrose).
  • Posttraumatische dystrofie.

De breuk wil niet genezen

We spreken van een vertraagde genezing wanneer een breuk niet vast is gegroeid in de tijd die daar gemiddeld voor staat. De oorzaak van een dergelijke complicatie is meestal gelegen in de ernst van de fractuur en van de beschadiging van de omringende weefsels. Wanneer de gebroken botstukken onvoldoende van bloed worden voorzien zal de breuk niet of met ernstige vertraging genezen. Een andere mogelijke oorzaak is een infectie of onvoldoende stabilisatie van de botbreuk. Veelal zal er opnieuw operatief moeten worden ingegrepen waarbij vaak ook bottransplantatie nodig is.

Posttraumatische dystrofie

Dit is een onbegrepen aandoening waarbij een slecht functionerende arm of been ontstaat na een letsel. Dit letsel kan onder andere een botbreuk zijn. De posttraumatische dystrofie wordt gekenmerkt door een aantal verschijnselen; de gekwetste plek wordt dik, rood, warm (of juist koud!) en zeer pijnlijk. In de loop van de tijd neemt de pijn vaak toe en kan ondraaglijke vormen aannemen. Als dit langer bestaat wordt de arm of het been langzaam stijf en kan er een doof gevoel ontstaan. Ten slotte kan dit in het ergste geval leiden tot een totale bewegingsbeperking.

Op dit moment bestaat de behandeling uit oefentherapie binnen de pijngrens en medicamenten. Deze middelen zijn: Mannitol, DMSO en acetylcyste‹ne. Andere middelen zijn gericht op verwijding van de bloedvaten (Norvasc, Ketensin). Ook worden vaak injecties ('zenuwblokkades') gegeven. Een langdurige en intensieve behandeling te beginnen in een zo vroeg mogelijk stadium is noodzakelijk.

Terug naar begin van de tekst